Japan Karate stijlen

Karate

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is karate.gif

Karate is tegenwoordig een zelfverdedigingssport afkomstig uit Okinawa met zeer veel Chinese invloeden.  Er zijn in de loop der tijd vele stijlen ontwikkeld. Wij zullen er een aantal toelichten.

Oorspronkelijk betekende karate “Chinese kunst”, in het Japans werd het Chinese teken “Tang” als Kara gelezen. Het Chinese karakter slaat terug op de Tang-dynastie. Op het eiland Okinawa is dit dan ook de betekenis die men nog steeds aan de term karate geeft. Verder werd het ook gelezen als Chinese hand, Chinese vuist en Chinese open hand. In 1937 werd de betekenis van karate echter gewijzigd en las men het in het Japans als lege (kara) hand (te). Dit niet in de laatste plaats omdat de Japanners niet op goede voet stonden met de Chinezen en derhalve een verwijzing naar dat land niet wilden erkennen in het karate. Dit waarschijnlijk vanwege de veroveringsoorlog op dat moment van Japan in China. Het woord karate is dus Japans. Het komt eigenlijk van het woord karate-do, wat letterlijk betekent de weg van de lege hand.

De ideogrammen ter aanduiding van de krijgskunsten zijn in China en Japan dezelfde. Alleen de uitspraak is anders: de Chinezen zeggen wu-shu, de Japanners bu-jutsu. De termen “krijgskunst” en “vechtsport” plegen een beetje verraad aan de geest van het oorspronkelijke ideogram dat uit twee karakters bestaat: “‘stilhouden’ en ‘speer’. Van oorsprong sprak men dus over de kunst om de speer te stoppen, en de krijgskunsten ontlenen nog steeds veel van hun wezenlijke betekenis aan deze oorpronkelijke definitie. Temeer omdat men die zowel kan interpreteren als ‘de kunst de speer van de tegenstander te stoppen’, als’de kunst de eigen speer te stoppen’.

Het Karate is ontwikkeld uit de Okinawaanse stijlen welke weer sterk beïnvloed werden door zuid Chinese Wu-Shu vormen zoals The White Crane. Deze Chinese Wu-Shu stijlen stammen waarschijnlijk weer af van plaatselijke systemen gemengd met het Chinese Kempo Schaolin systeem geïntroduceerd in de eerste helft van de 5e eeuw BC door de Indiase monnik Bodhidharma.

Volgens de legende werd Bodhidharma rond het jaar 440 geboren in Iran of Centraal-Azië, heden ten dage in het huidige India. Hij was een hindoeïstische brahmaan, maar bekeerde zich tot het boeddhisme en werd de leerling van Prajnatara. In zijn opdracht vertrok Bodhidharma vanuit zuid India naar China om het Zen boeddhisme te onderwijzen.

China was in die tijd verdeeld in een noordelijk en een zuidelijk rijk. In 520 werd hij uitgenodigd aan het hof van keizer Wu Ti van de Liang dynastie van het zuidelijk rijk. Deze vertelde Bodhidharma over de goede werken welke hij had verricht, en vroeg welke verdiensten (in een volgend leven) hem dit zou opleveren. “Geen verdienste” was het antwoord. Daarop wilde de keizer weten wat dan de heilige waarheid van het boeddhisme was. “Grote leegte, niets heiligs aan”, was daarop het antwoord. Ten slotte vroeg de keizer wie er dan voor hem stond. “Geen idee”, antwoordde Bodhidharma, en vertrok. Dit in het kort, is de essentie van het Zen boeddhisme.

In China trok hij zich terug in de Shorinji tempel te Chung Shan in de Honan provincie en zat negen jaar met de benen in de lotushouding, d.w.z. kruislings naar een muur te staren. Deze meditatie-methode staat bekend als Dhyana, concentratie-meditatie.

De mysteries van Zen waren zeer moeilijk aan te leren en de intense beoefening van soberheid tijdens de opleidingsperiode putte de monniken zowel geestelijk als lichamelijk volledig uit. Velen die zijn onderrichtingen wilden bestuderen moesten opgeven. Zij deden weinig anders dan mediteren en waren daardoor in een slechte lichamelijk conditie. Bodhidharma maakte daar een einde aan door een krijgskunst te introduceren om beter aan de fysieke eisen van het mediteren te kunnen voldoen. Deze krijgskunst was waarschijnlijk Kalaripayat uit Kerala,
een provincie uit Zuid-India. Bodhidarma kwam oorspronkelijk uit Kerala. Bodhidharma benadrukte echter dat deze kunst alleen voor zelfverdediging gebruikt mocht worden. Er was toen veel banditisme.
Dit werd de basis van het Chinese Kempo / Wu-Shu. De bekendste Wu-Shu vorm is het Shaolin.

Bodhidarma onderwees hen ook in de doctrine van, de onscheidbaarheid van lichaam en geest (Eki Kinkyo). Een van de oudste gezegden van Shaolin is daarom dat “Iemand die een gevecht begint al onmiddellijk verloren heeft”.

In 528 overleed Bodhidharma, vergiftigd door een jaloerse monnik.

Naarmate de tijd vorderde werd deze vorm van Chinese kempo synoniem met de plaats Shorinji. De Shorinji vechtkunst (de Chinese vuist) kende een bloei van vele eeuwen. Geleidelijk aan vond de Shorinji-kunst haar weg naar Okinawa. Hoewel Okinawa een eigen vorm van kempo kende ( Kumiai jutsu, Bushi-de of Bushi-te, overigens ook afkomstig uit China), werd de ontwikkeling van het Okinawa-karate sterk beïnvloed door Shorinji kempo.
Hoewel Okinawa een eigen vorm van Kempo kende (Kumiai jutsu, Bushi-de of Bushi-te)(overigens ook afkomstig uit China), werd de ontwikkeling van het Okinawa-karate zeer sterk beïnvloed door Shorinji.

In Okinawa werd karate lang in het geheim beoefend tot het in 1901 een onderdeel werd van het onderwijsprogramma in de Eerste Middelbare School van Okinawa. Meester Anhou Itosu was de eerste leraar. Aan deze school genoot Meester Gichin Funakoshi zijn opleiding. In 1916 introduceerde hij karate in Japan. Meester Funakoshi was de pionier van het moderne Karate.Na hem kwamen er nog andere karatemeesters van Okinawa naar Japan. Het karate kende er een snelle verspreiding.

Het mag dus gesteld worden dat karate zijn oorsprong vond in China en van daar geleidelijk zijn weg vond naar Okinawa en Japan.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is karate ook populair geworden in Zuid-Korea onder de naam tangsudo of kongsudo.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is karate populair geworden in Zuid-Korea onder de naam tangsudo of kongsudo.

Karate is een vechtkunst maar het bevat alles behalve agressie. Bij karate gaat het dus niet om het winnen of verliezen, maar om een verbetering van je karakter. Karate mag uitsluitend voor zelfverdediging gebruikt worden. In karate is er geen eerste aanval. Een vermeden gevecht is een gewonnen gevecht.

Stijlen
Bij karate onderscheidt men verschillende stijlen. De Federation of All Japan Karatedo Organization erkent 4 traditionele stijlen (de Yondai Ryuha), deze zijn:

Goju-ryu
Shotokan
Shito-ryu
Wado-ryu

Daarnaast bestaan nog vele andere stijlen, zoals:

Genseiryu
Isshin-ryu
Kissaki-kai
Kyokushinkai

Goju-ryu  剛柔流

Goju-ryu is een van de vier traditionele karatestijlen en is Japans voor hard-zacht . De stichter van deze stijl is Chojun Miyagi sensei, wiens leraar Kanryo Higaonna was. De stijl kent zowel harde als zachte technieken. Om hetzelfde resultaat te krijgen, hoeft men niet altijd hard aan te vallen; zacht kan een net zo goede en soms zelfs betere werking hebben. De stijlnaam goju is opgebouwd uit de woorden go en ju, welke respectievelijk hard en zacht betekenen.

In de training van het Goju-ryu karate-do zijn deze principes terug te vinden in de veelvuldige afwisseling van ‘zachte’ en ‘harde’ technieken. Zachte, met muchime uitgevoerde bewegingen, waarbij de kracht van de tegenstander geabsorbeerd wordt; harde, met kime uitgevoerde technieken, waarmee een aanvaller onschadelijk wordt gemaakt. Er wordt in het Goju-ryu veel belang gehecht aan de verschillende manieren van ademhalen. Het Goju-ryu gebruikt zowel lineaire als circulaire technieken. De basis van het Goju-ryu zijn de kata’s. Dit zijn bewegingspatronen van verdediging- en aanvalscombinaties. Elke kata bestaat uit een vast patroon dat de karateka zonder partner uitvoert. Deze kata’s zijn overgeleverd door grootmeesters die ze ontwikkelden uit hun jarenlange observatie, training en ervaringen opgedaan in echte gevechten.

De ware betekenis en geest van het Goju-ryu karate-do zijn de kata, en alleen door de beoefening ervan kan men de betekenis leren begrijpen. Om deze reden worden binnen de traditionele stijlen de patronen van de kata ook niet gewijzigd. Wanneer deze patronen gewijzigd zouden worden, zou het karate zijn ware betekenis verliezen.

Chinese Oorsprong

Het Okinawa Goju-ryu karate-do vindt zijn oorsprong in diverse Zuid-Chinese krijgskunsten. Okinawa – tot 1879 een zelfstandig koninkrijk – had vanaf 1349, de vroege middeleeuwen, ruim 500 jaar een goede relatie met China Behalve een levendige handel werden ook ambassadeurs, diplomaten, studenten en ambachtslieden uitgewisseld. China stond ook bekend om zijn krijgskunsten. Okinawa kende een eigen stijl welke eenvoudig Te (Hand) werd genoemd. Onder invloed van vissers, schipbreukelingen en andere Chinese burgers welke op Okinawa les gaven in de Chinese krijgskunsten wilden diverse Okinawanen naar China om zich daar te verdiepen in de Chinese stijlen. Zo ook de jonge Kanryo Higaonna.

Kanryo Higaonna 1853 – 1915 – 62 jaar

Kanryo Higaonna werd geboren op 1853 in de Okinawaanse stad Naha. Zijn vader bezat drie zeilschepen. Op veertienjarige leeftijd werd zijn vader in een gevecht gedood. Kanryo wilde zijn vader wreken en zocht naar mogelijkheden om naar China te gaan. Op voordracht van een bevriende zakenman verkreeg Kanryo Higaonna een studentenvisum en kon hij in de herfst van 1867 op vijftienjarige leeftijd leeftijd afreizen naar de Okinawaanse enclave in de stad Fuzhou, hoofdstad van de provincie Fujien (Okinawanen en Chinezen tellen de zwangerschapstijd van 9 maanden mee in de leeftijd). Het was in die tijd erg moeilijk om les te krijgen in een krijgskunst omdat men dat liever geheim hield. Uiteindelijk werd hij geïntroduceerd bij Ryu Ryu Ko en deze besloot hem in dienst te nemen. Ryu Ryu Ko was oorspronkelijk een edelman en een persoonlijke lijfwacht van een belangrijk man in de provincie Fujien. Deze werd na een burgeroorlog verstoten en om wraak te voorkomen ging Ryo Ryo Ko ondergronds. Hij liet zijn haar lang groeien en werkte als bouwvakker. Later maakte hij meubels en diverse gebruiksvoorwerpen van bamboe en in die periode werd Kanryo zijn medewerker. Pas na langere tijd, nadat Kanryo’s karakter was beoordeeld en Ryu Ryu Ko vertrouwen in hem had verkregen, kreeg hij les. Na jaren van basistraining waarin het vertrouwen groeide, werd hun relatie meer als vader en zoon en ging Kanryo in het huis van zijn leraar wonen. Vanaf die tijd kreeg Kanryo intensief les.

NAHA-TE

In 1881 keerde Kanryo Higaonna terug naar zijn geboorteplaats Naha in Okinawa. In eerste instantie weigerde Kanryo Higaonna om les te geven. Pas na enkele jaren begon hij met les geven. Dit gebeurde eerst bij hem thuis. In september 1905 begon hij met les geven op de nieuwe Naha Commercial High School. Er was geen officiële naam voor de stijl en daarom werd dit Naha-Te (hand van Naha) genoemd. Er bestonden nog twee andere stijlen op Okinawa, beide eveneens genoemd naar de stad waar deze stijl werd beoefend: Shuri-Te en Tomari-Te.

Chojun Miyagi 1888 – 1953 – 65 jaar

Chojun Miyagi kwam uit een rijke adellijke Okinawaanse familie en om hem op zijn toekomstige taak als hoofd van de familie voor te bereiden werd hij op 11-jarige leeftijd naar meester Ryuko Aragaki gebracht die bedreven was in Tomari-Te. Deze verwees hem op 14-jarige leeftijd door naar Kanryo Higaonna sensei. Hier trainde Miyagi 6 dagen per week en na enkele jaren was hij de beste leerling. Maar pas nadat Kanryo Higaonna overtuigd was van het goede karakter van Chojun Miyagi besloot hij hem de essentie van de stijl te leren. Na de reguliere training die ongeveer twee uur duurde, gingen de andere leerlingen naar huis en kreeg Chojun Miyagi individueel les. Inmiddels was Japan bezig zich militair voor te bereiden op expansie en moesten ook de Okinawanen een militaire dienstplicht vervullen. Chojun Miyagi werd in 1910 opgeroepen om naar Japan te gaan. De Japanners discrimineerden alle niet japanners dus ook de Okinawanen. Chojun Miyagi had bericht ontvangen dat zijn leraar in grote armoede leefde en ging daarom in november 1912 terug naar Okinawa. In de volgende drie jaar kreeg Chojun Miyagi dagelijks les van Kanryo Higaonna totdat deze in oktober 1915 op 62-jarige leeftijd in zijn slaap overleed. Kort hiervoor had Kanryo Higaonna, Chojun Miyagi als zijn opvolger aangewezen.

Vrij snel na het overlijden van zijn leraar ging Chojun Miyagi naar China om onderzoek te doen naar Ryu Ryu Ko. Hij vond zijn graf en enkele oud-leerlingen. Later zou Chojun Miyagi in de jaren 20 en in 1936 weer naar China gaan voor onderzoek. Helaas zouden al zijn aantekeningen verloren gaan tijdens een bombardement op Okinawa in de Tweede Wereldoorlog. Chojun Miyagi verkreeg steeds meer aanzien en zo werd hij in 1922 gevraagd om les te geven op de politieacademie. Later werd hij uitgenodigd om lezingen en demonstraties te geven aan diverse Japanse universiteiten in Osaka en Kyoto. Ook werd hij uitgenodigd naar Hawaï waar hij een klein jaar les heeft gegeven.

Goju-ryu als officieel geregistreerde stijl

In mei 1930 werd een vechtsportdemonstratie gegeven ter ere van kroonprins Hirohito die troonopvolger was geworden. Chojun Miyagi was ook uitgenodigd en hij stuurde Jin’an Shinzato. Na de demonstratie stelde men vragen over de naam van de stijl: Naha-te. Na terugkomst op Okinawa vertelde hij hierover aan Chojun Miyagi. Chojun Miyagi besefte dat het belangrijk was dat zijn stijl een eigen identiteit met goede formele naam kreeg. In het boek over Chinese vechtsport (de Bubishi) staat: Ho Go Ju Don To wat betekent “de manier van inademen en uitademen is hard en zacht”. En omdat de stijl zowel harde als zachte technieken bevat waarbij nadruk wordt gelegd op de juiste ademhaling, is Goju-ryu een perfecte keuze.

Shime door Chojun Miyagi Goju-ryu is de eerste karate stijl die in 1933 officieel werd geregistreerd bij het prestigieuze Japanse Dai Nippon Butokukai, het regulerende Japanse budo-instituut.

Jin’an Shinzato 1901 – 1945

Jin’an Shinzato begon in 1922 met karate in de dojo van Chojun Miyagi. Hij was klein van stuk (1,57 m) en trainde zoals gebruikelijk in die tijd zes dagen per week. Op voorspraak van Miyagi kreeg hij een baan bij de politie. Ook werd hij een getalenteerd judoka. Alom was bekend dat hij Chojun Miyagi zou opvolgen om het Goju-ryu verder uit te dragen. Helaas werd hij opgeroepen voor militaire dienst en kwam hij tijdens een bombardement op Okinawa in 1945 te overlijden.

De periode na de Tweede Wereldoorlog

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië besloot Miyagi om voorlopig geen onderricht meer te geven in karate. In de oorlog waren diverse familieleden, zijn top leerling Shinzato en andere leerlingen omgekomen. Okinawa lag volledig in puin en de bevolking verkeerde in grote armoede en hongersnood. Het was geen tijd om les te geven. In 1947 werd hij opnieuw karate instructeur bij de Naha politieacademie. In 1948 nam hij slechts vier leerlingen aan, waaronder An’ichi Miyagi (geen familie). Van deze vier konden drie de zware training niet aan en na een jaar bleef alleen An’ichi Miyagi over. In 1951 kwam Miyagi’s eerste leraar Ryuko Aragaki op bezoek met het verzoek zijn kleinzoon Shuichi les te geven. Chojun Myiagi kon dit niet weigeren en nam hem aan waarbij hij An’ichi les liet geven. Een jaar lang waren zij de twee enige leerlingen in de tuin achter zijn huis, later bekend als “the garden-dojo”. Pas in 1952 besloot hij meerdere leerlingen aan te nemen. Na de reguliere les moest An’ichi Miyagi nablijven waarbij hij privéles kreeg en hij de essentie leerde van het Goju-Ryu. Miyagi Chojun overleed op 8 oktober 1953.

An’ichi Miyagi 1931 – 2009 – 78 jaar

An’ichi Miyagi vroeg op 16 jarige leeftijd samen met drie vrienden aan Chojun Miyagi om te mogen komen trainen en ze begonnen op 1 februari 1948 in de garden dojo. Chojun Miyagi had zijn lesgeefmethode gewijzigd. Vroeger leerde men naast de kata Sanchin 1 of 2 andere kata’s welke het best bij de persoon pasten. Het gehele systeem werd slechts aan 1 of 2 topstudenten verder gegeven. Zo had Chojun Miyagi besloten dat Jin’an Shinzato en zijn derde zoon Jun Miyagi zijn opvolgers zouden worden. Maar in de oorlog waren beiden omgekomen en was het goju-ryu bijna geheel verloren gegaan. Chojun Miyagi was tot de conclusie gekomen dat het goju-ryu moest worden bewaard en worden doorgegeven als een onaantastbaar cultureel erfgoed van Okinawa. Hiertoe heeft hij de lesopbouw gesystematiseerd zoals we dat heden ten dage kennen. Na een jaar bleef alleen An’ichi Miyagi over. Hij gaf drie dagen per week les op de politieacademie, maar gaf dagelijks les aan An’ichi. Twee jaar lang was An’ichi de enige student.

Het overlijden van Chojun Miyagi was een grote schok voor An’ichi en de andere leerlingen. Vanwege zijn hogere leeftijd werd Ei’ichi Miyazato, een politieman die voornamelijk judo beoefende, hoofd van de dojo. Koshin Iha werd penningmeester en An’ichi Miyagi gaf de karatelessen. Kort hierna, in 1955 begon Morio Higaonna met karatetraining. In 1957 bouwde Ei’ichi Miyazato een grotere dojo genaamd Jundokan. De karatelessen werden dagelijks gegeven door An’ichi Miyagi. In 1959 besloot An’ichi Miyagi de Jundokan te verlaten omdat Ei’ichi Miyazato wijzigingen in bepaalde kata’s wilde aanbrengen. Morio Higaonna nam een deel van de lessen over totdat ook hij besloot de Jundokan te verlaten. Sindsdien heeft An’ichi Miyagi alleen lesgegeven aan Morio Higaonna en heeft hij uiteindelijk besloten hem als zijn opvolger aan te wijzen. An’ichi Miyagi is in april 2009 overleden.

Internationale Okinawa Goju-ryu Karate-do Federation

Het IOGKF (International Okinawan Goju-ryu Karate-do Federation) is een organisatie opgericht door Morio Higaonna die het traditionele Okinawa Goju-ryu probeert te bevorderen. De meeste Okinawa Goju-ryu -scholen en -docenten zijn hierbij aangesloten. In Nederland staat de IOGKF onder de technische leiding van Sydney Leijenhorst. Okinawa Goju-ryu heeft ook een eigen embleem. Deze wordt voornamelijk gedragen op de linkerborst van het karatepak (gi). De naam van dit logo is Kenkon. Ken staat voor hemel en kon voor aarde. De hemel wordt uitgebeeld als rond en de aarde als vierkant. De hemel wordt gerelateerd aan zachtheid en de aarde aan hardheid. Het embleem drukt de harmonie tussen deze twee uitersten uit.

Morio Higaonna (1938) 

Morio Higaonna (geen familie van Kanryo Higaonna) kreeg zijn eerste karatelessen op 14-jarige leeftijd van zijn vader die een Shorin-ryu stylist was. Een jaar later ging hij trainen met een vriend die twee jaar les had gekregen van Chojun Miyagi. In april 1955 toen hij 16 jaar was, mocht hij trainen in de garden dojo. De lessen werden gegeven door An’ichi Miyagi, er waren ca. 10 leerlingen. Hij oefende veel met Saburo Higa, een zeer sterke karateka. Hij trainde 6 dagen per week in de dojo en ’s zondags thuis.

De Yoyogi dojo Na aankomst in Tokyo zocht Morio Higaonna ook naar een mogelijkheid om te trainen. Gelukkig gaf een Okinawaanse kennis judo les in de Yoyogi dojo en mocht hij daar komen trainen. Na enkele dagen kwam de eigenaar kijken en deze was zo onder de indruk dat hij Morio Higaonna vroeg om een karate klas te starten. Morio Higaonna begon met les geven. Zijn lessen trokken steeds meer leerlingen en de klassen raakten overvol waardoor hij steeds meer dagen les ging geven, uiteindelijk 6 dagen per week. Twee keer per jaar ging hij terug naar Okinawa om te trainen met An’ichi Miyagi. Vele hoog gegradueerde westerse leraren, waaronder George Andrews uit Groot-Brittannië en Bakkies Laubscher uit Zuid-Afrika, zijn hun training in het Goju-ryu karate-do in deze periode in de Yoyogi dojo begonnen.

Shito-ryu

Het Shito Ryu is bedacht en ontwikkeld door Kenwa Mabuni (1889-1952). Deze sensei verhuisde van Okinawa (zuidelijke eilanden) naar Osaka in 1928 om les te geven in karate.
Sensei Mabuni noemde de stijl eerst Hanko-ryu. Later heeft hij deze naam aangepast naar het Shito-ryu. In de kanji ( japanse schrijfkunst ) zijn in de benaming de namen van zijn leraren terug te vinden, Itosu en Higashionna.

Kenwa Mabuni ontwikkelde een uitgebreid programma van kata. De Shuri- te ( karate vanuit het dorp Shuri , van leraat Itosu Anko ) en Naha-te ( karate vanuit het dorp Naha, van leraar Higashionna Kanryo ) waren de belangrijkste basis van deze nieuwe stijl.
In het Shito ryu zijn ook de Witte Kraan technieken van Gokenki verwerkt. Shito-ryu is een van de weinige japanse karate stijlen die integraal het hanteren van wapens nog toepast. Dit kobudo is van origine van Okinawa.

Zoals vermeld is Kenwa Mabuni de grondlegger van het Shito-ryu. Meestal wordt hieraan de titel “Soke” toegevoegd wat “erfgenaam” betekent. De volgende generaties (in bloedlijn of benoemd) behouden dan ook deze titel.

Mabuni Kenwa was zeer goed bevriend met Myagi Chojun uit het dorp Naha. Myagi Chojun heeft later de karatestijl Goju-ryu gesticht. Deze stijl heeft zijn wortels in de leer van Higashionna Kanryo. Myagi Chojun introduceert Kenwa Mabuni op 20 jarige leeftijd bij zijn leraar Higashionna Kanryo en daarmee worden uiteindelijk ook de vormen en principes uit het Naha-te een feit voor het latere Shito-ryu.

Naast het Shuri-te en het Naha-te kent het Shito-ryu vormen uit het Tomari-te ( karate van het dorp Tomari ) en vormen beïnvloedt door het Chinese “White-Crane” van meester Go-Genki. Als gevolg van deze enorme diversiteit werd Kenwa Mabuni tijdens zijn leven in Japan door vele grootmeesters gezien als een kata-expert.
Kenwa Mabuni had heel veel kata bestudeerd en hij was volledig op de hoogte van de verschillende bunkai van elk kata.

Vele karatemeesters stuurden hun leerlingen naar Kenwa Mabuni om een bepaald kata te leren. Zo heeft Grootmeester Funakoshi van de Shotokan zijn leerling Nakayama naar Kenwa Mabuni gestuurd om o.a. het kata Gojushiho te leren. Naast zijn diepgaande kennis van verschillende kata schreef Kenwa Mabuni ook veel boeken om op die manier het karate bekend te maken onder de Japanse bevolking.

Na het overlijden van zijn beide leermeesters opent Mabuni Kenwa Soke een dojo in zijn achtertuin. Na het geven van een aantal demonstraties vertrekt
Mabuni Kenwa Soke in 1928, mede op advies van Jigoro Kano (grondlegger van het Judo), naar Japan om zich in Osaka te vestigen.
In maart 1934 opent hij zijn Yoshukan Dojo in Osaka. Onder druk van de Japanse Butokukai laat hij in 1934 zijn karatestijl opnemen in het register onder de naam Shito-ryu. Deze naam heeft hij gekozen uit eerbetoon aan zijn beide leermeesters Itosu en Higashionna.

Op 23 mei 1952 overlijdt Mabuni Kenwa Soke. Het erfgoed van de Shito-ryu school werd overgedragen aan diens oudste zoon: Mabuni Kenei.

Mabuni Kenei werd geboren op 13 februari 1918 in Shuri City (Okinawa). Op 7-jarige leeftijd ging hij karate beoefenen. Tevens leerde hij vele andere meesters en andere vechtkunsten kennen. Zo heeft hij de oude Grootmeesters Funakoshi en Miyagi nog in levende lijve meegemaakt die respectievelijk als een soort opa en oom voor hem waren.

Binnen het traditionele Shito-ryu wordt veel aandacht besteed aan kata en bunkai. Hierbij spelen eenvoud en natuurlijkheid van bewegen een grote rol. Om een kata goed te begrijpen is bunkai echter essentieel. Dat is dan ook de reden dat binnen het Shito-ryu het één niet zonder het ander uitgevoerd kan worden. Niet alleen het kennen van de juiste vorm van de katatechniek is belangrijk maar vooral de praktische toepassing hiervan met een partner. Diepgaande studie van een kata is volgens traditioneel oogpunt het kunnen toepassen van de technieken met een partner en weten wat de mogelijkheden van elke techniek zijn.

Naast de vele kata en hun specifieke bunkai wordt binnen het Shito-ryu veel aandacht besteed aan de trainingsonderdelen ‘tenshin happo’ en ‘uke no gogenri’. De tenshin happo is een trainingsvorm waarin de karateka leert naar acht richtingen te verplaatsen als hij geconfronteerd wordt met een aanval. De uke no gogenri zijn de vijf manieren waarop een verdediging uitgevoerd kan worden: van heel hard als een rots tot uiterst zacht als water.

Door een accent op de natuurlijkheid van bewegen zie je in het Shito-ryu veel directe bewegingen zonder veel bijbewegingen. In de confrontatie met een tegenstander zie je dezelfde directheid en tevens het gebruik van veel lichaamsverplaatsingen. Daar de Shito-ryu karateka graag snel wil bewegen zijn de basisstanden over het algemeen iets hoger in vergelijking met menig andere karatestylist.

Shotokan

De naam shotokan werd geïntroduceerd in 1939, toen de eerste karate-dojo werd geopend. Shotokan betekent letterlijk “De hal van Shoto”. Het woord Shoto staat voor wuivende dennenbomen. Het woord voor hal in het Japans is “Kan”. Shoto, wat wuivende pijnbomen betekent, is de dichtersnaam van Gichin Funakoshi. De eerste karateschool werd verwoest in 1945 bij een luchtaanval.

Shotokan is de eerste en meest beoefende karate stijl. Het omvat lage standen en harde technieken. Verder wordt er veel geoefend op weringen, kihon (basis), kata en kumité.
Shotokan is een non/semi contact stijl die vooral bekendstaat om zijn lage standen en Kata

De herkomst van de Heian’s

Itosu Anko (1832 – 1916) had van een Chinees die op Okinawa leefde de kata Chiang nan geleerd. Hij besloot om deze kata te vereenvoudigen tot vijf basis kata’s. Hij noemde deze kata’s Pinan’s. Deze werden uiteindelijk de Heian kata’s . De Pinan kata’s vindt men nog in de Wado ryu en de Kyochikin Kai. Gichin Funakoshi was een leerling van Itosu Anko en was op het Japanse vaste land de meest bekende leerling van Itosu Anko.

In 1924 had Funakoshi aangetoond dat het wenselijk was het karate op te nemen als vast onderdeel van de lichamelijke opvoeding. De Keio-universiteit in Tokio was de eerste die een dojo inrichtte. Rond 1930 kwam ook Kenwa Mabuni naar Japan. Zij hadden beiden les gehad van de beroemde sensei Anko Itosu. Omstreeks 1932 hadden nagenoeg alle universiteiten dojo’s voor karate-jutsu.

Funakoshi trok zich meer en meer terug en het lesgeven werd steeds meer overgelaten aan zijn zoon Yoshitaka en andere van zijn leerlingen. Zij gaven het moderne shotokan vorm. Verder veranderde Funakoshi de benaming van de kata’s en de Okinawa benaming werd veranderd in de Japanse benaming. Funakoshi onderwees zijn karatevorm voornamelijk door middel van kata; zijn standen waren hoog en hij introduceerde het kihon, maar schonk nauwelijks aandacht aan het kumite.

Zijn zoon Yoshitaka ging veel verder en hij was degene die de lage standen introduceerde. Hij ontwikkelde nieuwe traptechnieken zoals mawashi geri en ura mawashi geri. Hij ontwikkelde verder kumite vormen.

Kata’s

In het shotokan beoefent men standaard de volgende 26 kata’s.

  • Heian Shodan, Heian Nidan, Heian Sandan, Heian Yondan, Heian Godan
  • Tekki Shodan, Tekki Nidan, Tekki Sandan
  • Bassai Dai, Bassai Sho
  • Kanku Dai, Kanku Sho
  • Empi
  • Jion, Jitte, Jiin
  • Hangetsu
  • Gankaku
  • Meikyo
  • Sochin
  • Chinte
  • Gojushiho Dai, Gojushiho Sho
  • Nijushiho
  • Wankan
  • Unsu

Daarnaast worden de volgende kata’s soms ook beoefend.

  • Taikyoku Shodan, Taikyoku Nidan, Taikyoku Sandan, Taikyoku Yondan, Taikyoku Godan, Taikyoku Rokudan
  • Junro Shodan, Junro Nidan, Junro Sandan, Junro Yondan, Junro Godan
  • Ten No kata
  • Meikyo Nidan

Wado ryu 和道流

Wado ryu karate (“wado”) betekent letterlijk: de weg van de vrede en is ontwikkelt door Hironori Ohtsuka. Wado kenmerkt zich door de directheid van de bewegingen, met name het ontwijken van de tegenstander zelf (taisabaki), “het er niet zijn” is een duidelijk kenmerk van wado. Ook tijdens kata’s (pinans genoemd) zijn alle overbodige bewegingen achterwege gelaten die enkel voor show zijn, maar geen directe toevoeging geven op de beweging zelf. Een ander kenmerk van de wado-ryu stijl is dat veel weringen, verdediging en aanvalstechnieken hoog (jodan) worden gegeven. De wado stijl kent vijftien officiële kata’s.

De kenmerken van Wado ryu.
De belangrijkste filosofie voor de beoefenaars van Wado ryu is het verbeteren van hun houding, zowel binnen als buiten de karatestijl. De nadruk van ontwikkeling voor de beoefenaar is binnen deze stijl gericht op respect, discipline en begrip van mentale en fysieke capaciteit.

Hironori Ohtsuka (1892-1982) ging in 1922 bij Gichin Funakoshi trainen om karate te leren. Op zijn zesde begon hij met het beoefenen van de Shindo Yoshin ryu Ju Jitsu, voordat hij Funakoshi leerde kennen. In 1939 ontwikkelde hij zijn eigen stijl en noemde deze Wado ryu.

Kata’s in Wado ryu
De stijl kent als eerste 5 Pinan kata’s en 10 hogere kata’s. Dit brengt de hoeveelheid kata’s op 15 stuks. De hogere kata’s zijn onder andere de Basai, Chinto, Jion, Jitte, Kushanku, Naifanchi, Nisechi, Rohai, Seichan en Wanshu.

Pinans:

  • Pinan Nidan.
  • Pinan Shodan.
  • Pinan Sandan.
  • Pinan Yondan.
  • Pinan Godan.

Hogere kata’s:

  • Bassai.
  • Chinto.
  • Jion.
  • Jitte.
  • Kushanku.
  • Naihanchi.
  • Niseishi.
  • Rohai.
  • Seishan.
  • Wanshu.


Kyokushinkai

Mas Oyama
De grondlegger van het Kyokushin-kai is Mas Oyama. Hij werd geboren in 1923 te Zuid-Korea. In 1937 werd hij naar Japan gestuurd voor het volgen van een technische opleiding. In Korea had Mas Oyama al kennis gemaakt met verschillende vechtsporten. Nu kreeg hij de gelegenheid om zich in Japan verder te bekwamen. Hij begon te trainen in Goju-Kai en Shotokan. In deze stijlen behaalde hij in korte tijd hoge dan-graden.

In 1947 won Mas Oyama het Japanse kampioenschap karate. Met toenemen van zijn kennis duurde het niet lang of Mas Oyama realiseerde dat vele karate technieken van verschillende karate stijlen, zoals Wado-ryu, Kung-fu, Shotokan, Go-ju, Tai-chi, Kempo en Judo in de praktijk konden worden verbeterd. In 1957 introduceerde Mas Oyama zijn eigen stijl, namelijk Kyokushin Kai.

Uitleg van de naam
De naam bestaat uit drie betekenissen:
* Kyoku betekent “het juiste
* Shin betekent “waarheid”
* Kai betekent “samenwerken”  


Kumité

Naast kata kent het karate ook vele partnervormen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Sanbon Kumité, De driestaps basisvormen.
  • Ippon Kumité, De eenstaps basisvormen.
  • Kihon Kumité, De 10 vormen waarbij de fundamentele principes van het Wado karate getraind worden
  • Ohyo Kumite, De vormen zoals ze door Tatsuo Suzuki sensei zijn gemaakt naar aanleiding van zijn ervaringen in gevechten. Ohyo Kumite wordt veel getraind maar is geen onderdeel van de examenstof van alle stromingen binnen het wado.
  • Idori, vormen in zit.
  • Tanto-dori, traditionele vormen met een tegenstander met een mes.
  • Shinken shirahadori, vormen met een tegenstanden met een zwaard.
  • Jiyu Kumité, Vrij sparren.

Bandenvolgorde

De bandvolgorde kan verschillen. De meest gebruikte volgorde is:

GraadKleur
8e kyu.Wit.
7e kyu.Geel.
6e kyu.Oranje.
5e kyu.Groen / Paars
4e kyu.Blauw.
3e kyu.Bruin.
2e kyu.Bruin.
1e kyu.Bruin.
1e dan.Zwart.
2e dan.Zwart.
3e dan.Zwart.
4e dan.Zwart.
5e dan.Zwart.
6e dan.Zwart of Rood-wit geblokt.
7e dan.Zwart of Rood-wit geblokt.
8e dan.Zwart of Rood-wit geblokt.
9e dan.Zwart of breed Rood.
10e danZwart of breed Rood.

Andere Karate stijlen

Er zijn nog vele andere stijlen van Karate zoals:
Kissaki-kai , Isshin-ryu, Genseiryu, Wadokai, Shito-ryu, Kyusho, Shorin-Ryu, Shorinji-ryu, Kekokan e.a.