Koreaanse krijgskunsten hebben een lange geschiedenis en verschillen in veel opzichten van de martiale geschiedenis van omringende landen zoals Japan en China. Ondanks de grote verschillen zijn er ook veel overeenkomsten waar te nemen en men kan dan ook vaststellen dat de verschillende martiale tradities van deze landen elkaar wederzijds beïnvloed hebben. Het zijn de Koreaanse krijgskunsten die in de afgelopen eeuw erg beïnvloed zijn door met name de Japanse krijgskunsten. Dit blijkt wel uit de benaming: werden krijgskunsten in het Koreaans oorspronkelijk aangeduid met Mu Sul (무술 hanja: 武術) of Mu Ye (무예 hanja:武藝), tegenwoordig zie je dat veel mensen zich bedienen van Mu Do (무도 hanja: 武道) naar Japans gebruik.
Toch bleven de Koreaanse krijgskunsten hun eigen karakter behouden, al was dit soms moeilijk. Veel van Korea’s martiale traditie ging bijna verloren. Dit enerzijds door de Japanse onderdrukking die duurde van 1910-1945 en anderzijds door een afnemende belangstelling in krijgskunsten door de invloed van het neo-confusianisme tijdens de late Joseon periode (조선왕조, 1392-1910).
Subak
Het beoefenen van krijgskunsten vond al plaats op het Koreaanse schiereiland sinds de vroegste tijden. Tijdens de Goguryeo-dynastie (고구려) werden al vormen van ongewapend gevecht beoefend. Deze staan bekend onder de naam subak (수박). Ook werden al vormen van gewapend gevecht beoefend, waarbij men het zwaard, de pijl-en-boog en de speer hanteerde. In 1935 werden op de muren van diverse graven afbeeldingen gevonden van mensen die krijgskunsten beoefenen. Hoewel we dus weten dat er krijgskunsten werden beoefend, is het echter onbekend welke technieken beoefend werden.
Hwarang
Dae Gwae Do
Over het algemeen wordt aangenomen dat de krijgers van de Silla-dynastie (57 – 668) subak leerden van het naburige Goguryeo toen men hulp vroeg aan Goguryeo om weerstand te bieden aan de invallen van Japanse piraten. Het beoefenen van subak werd zo een onderdeel van de bezigheden van de hwarang (화랑)
krijgers, wat zorgde voor de verspreiding van subak over het Koreaanse schiereiland. Ook nu nog weten we niet precies welke technieken werden beoefend door de hwarang-krijgers. Wel is met zekerheid aan te nemen dat het trainen in gewapende vormen van gevecht steeds belangrijker werd gevonden. Wapens werden steeds beter en boden dus veel meer voordeel op het slagveld.
Onder de invloed van het Boeddhisme ontwikkelden de hwarang tevens een morele code van vijf regels, die bekendstaat als de Se-sok O-gye (세속오계).
- 사군이충 – 事君以忠 – Loyaliteit aan de koning
- 사친이효 – 事親以孝 – Zorg voor de ouders
- 교우이신 – 交友以信 – Vertrouw gelijken
- 임전무퇴 – 臨戰無退 – Verdedig je tegen vijanden met moed
- 살생유택 – 殺生有擇 – Neem niet iemands leven zinloos
Deze code wordt toegeschreven aan de Boeddhistische monnik Won Gwang (원광) en in veel moderne Koreaanse krijgskunsten wordt ook tegenwoordig deze code nog onderwezen aan de leerlingen, zij het soms in aangepaste vorm.
Byeolmuban
Ten tijde van de Goryeodynastie werd in de strijd tegen de Jurchen (Mongools/Turks Nomadenvolk), een speciale legereenheid in het leven geroepen; Byeolmuban. Deze legereenheid moest weerstand bieden aan de sterke cavalerie van de Jurchen. De byeolmuban bestond dan ook uit drie divisies; infanteristen (sinbogum), cavalerie (sinmugun) en een leger van Boeddhistische monniken (hangmagun). In het tweede regeringsjaar van koning Yejong van Goryeo viel het 170 000 soldaten tellende leger Jurchen binnen en bezette het.
Hoewel we van het bestaan weten van deze legereenheid, is ons niets bekend over de technieken die door hen gebruikt werden.
Taekgyeon en Yusul
Ook tijdens de Goryeo (고려)-periode (935-1392) ontwikkelden de Koreaanse
krijgskunsten zich verder. Ze werden zelfs enorm populair. Koningen hielden speciale kampioenschappen en lieten leraren naar het hof komen om instructie te geven.
Tijdens de laatste jaren van de Goryeo-periode of tijdens de eerste jaren van de daarop volgende Joseon-periode splitste het subak zich op in twee afzonderlijke
krijgskunsten. De ene kunst wordt aangeduid met Taekgyeon (택견) en bestaat ook tegenwoordig nog als een opzichzelfstaande vechtsport. De technieken uit de andere tak worden aangeduid met Yusul (유술, ook wel Yusool) en bestaat niet meer in zijn oorspronkelijk vorm. (Er wordt wel beweerd dat het Koreaanse Yusul zijn weg vond naar Japan en daar een grote rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van stijlen die nu beter bekendstaan als jiujitsu. Hiervoor bestaat echter geen bewijs.)
Tijdens de Joseon-periode verloren de oorspronkelijke technieken van het subak hun populariteit in het leger, en leefde het voort als volkssport. In talrijke annalen uit de Joseon-periode wordt taekgyeon vermeld en op verschillende schilderijen uit deze periode worden beoefenaars van het Taekgeyon afgebeeld. Het bekendste schilderij is waarschijnlijk Dae Gwae Do (대괘도) dat in 1846 door Yu Sook (유숙) werd geschilderd. Op dit schilderij staan twee mannen afgebeeld die het Taekgyeon beoefenen samen met twee beoefenaars van Ssireum (씨름), zij worden omringd door yangban (양반) die het schouwspel gadeslaan.
Muyedobotongji
Onder invloed van vooral China nam binnen het leger de belangstelling voor de traditionele martiale kunsten af en richtte men zich op het aanleren van de modernere tactieken uit China en Japan. Tussen 1592 en 1599 probeerde Japan Korea binnen te vallen. Tijdens deze oorlog, de Imjin oorlog (임진왜란), raakten de Koreanen bekend met het boek Ji Xiao Xin Shu (紀效新書 Kor.: 기효신서), geschreven door de beroemde Chinese militair strateeg, Qi Jiguang (戚继光 Kor:. 척계광) .
Koning Seon Jo (선조, 1567-1608) van Korea liet enkele onderdanen het boek bestuderen, wat uiteindelijke leidde tot de samenstelling van de Mu Ye Je Bo (무예제보 hanja: 武藝諸譜). In 1759 werd een herziene uitgave uitgegeven, de Mu Ye Sin Bo (무예신보 hanja: 武藝新譜) en deze twee boeken samen vormden de basis voor de Mu Ye Do Bo Tong Ji (무예도보통지 hanja:武藝圖譜通志) die in 1791 werd uitgegeven.
De Mu Ye Do Bo Tong Ji wordt gezien als het belangrijkste martiale geschrift in de Koreaanse geschiedenis. Het is geschreven in een periode waarin het vechten met vuurwapens de overhand nam op het vechten met zwaarden, speren, etc. en geeft dus een keerpunt in de geschiedenis aan. Het boek beschrijft 18 verschillende manieren van vechten, waarvan 17 vormen van gewapend gevecht (onder meer: stok, zwaard, dubbel zwaard, speer) en één vorm van ongewapend gevecht (Kwon Bub, 권법). Het hoofdstuk over kwon bub bevat geen verwijzingen naar taekgyeon. Invloeden van Chinese stijlen zijn daarentegen duidelijk zichtbaar. In deze tijd werd het onbewapend vechten niet geschikt geacht voor het slagveld. Toch was het ongewapende gevecht een onderdeel van de basisopleiding van de Koreaanse soldaat in die tijd.
Tegen het einde van de Joseon-periode nam de belangstelling in de traditionele
krijgskunsten af. Dit enerzijds door de introductie van vuurwapens maar meer nog onder de invloed van het Neo-Confuscianisme wat duidelijk stelde dat het beter was om de pen te hanteren dan het zwaard. Het is te danken aan de populariteit van taekgyeon onder het gewone volk dat deze kunst ook heden ten dage nog beoefend kan worden.
Japanse bezetting
Tijdens de kolonisatie door Japan (1910-1945) was het verboden om Koreaanse
krijgskunsten te beoefenen. Het Japans werd als eerste taal op scholen onderwezen en ook Japanse krijgskunsten werden in Korea geïntroduceerd. Zo werd op diverse scholen bijvoorbeeld lesgegeven in kumdo (Japans: kendo) en Yudo (Japans: Judo). Ook reisden Koreanen naar Japan om daar te studeren, en kwamen zo in aanraking met de diverse Japanse krijgskunsten. De invloed van de Japanse bezetting op de ontwikkeling van Koreaanse krijgskunsten was enorm, maar het tegenovergestelde is ook waar: de Koreanen hebben de Japanse krijgskunsten beïnvloed. Het beroemdste voorbeeld hiervan is Choi Yeong-Eui (최영의) beter bekend als Masutatsu Oyama de grondlegger van het Kyokushin karate.
Na de bezetting
Na de Japanse bezetting groeide de afkeer van de Koreanen voor alles wat Japans was, en veel stijlen die tijdens de Japanse bezetting waren ontstaan, bedienden zich vanaf dat moment van Koreaanse namen (iets wat tijdens de bezetting niet mogelijk was). Zo heeft bijvoorbeeld het Koreaanse taekwondo wortels in het Shotokan Karate en is hapkido ontstaan uit een mix van Daito Ryu Aiki Jujutsu en taekgyeon.
Koreaans vs. Japans
Hoewel dus de invloed van Japanse krijgskunsten in de laatste 100 jaar niet gering is geweest, is het te kort door de bocht om dus maar te concluderen dat de Koreaanse
krijgskunsten kopieën zijn van hun Japanse equivalenten. Hoewel uiterlijk de moderne Koreaanse en Japanse krijgskunstenveel overeenkomsten vertonen, zijn er ook wel degelijk opmerkelijke verschillen waar te nemen, met name in de filosofische benadering van de krijgskunsten. In het streng Neo-Confuciantische Korea van de Joseon-periode behoorden krijgers tot de laagtste klasse. De heersende elitaire klasse, yangban, bemoeide zich niet met zoiets banaals als de krijgskunsten. Het intellectuele kader dat zich bemoeide met de ontwikkeling van de krijgskunsten was dan ook zeer klein, waardoor krijgskunsten in Korea zich geheel anders ontwikkelden dan bij hun overzeese buren. De Japanse krijgskunsten ontwikkelden zich met name tijdens een periode van vrede en bovenal door de regerende klasse van de samurai. Hier stond tegenover dat de Koreaanse vechtkunsten zich ontwikkelden op het slagveld en het platteland. Dit leidde ertoe dat de Koreaanse vechtkunsten vaak een veel praktischere insteek hebben dan hun Japanse equivalenten en soms iets grover overkomen.
Na de bezettingen probeerden veel Koreaanse scholen hun Japanse invloeden te verbergen en claimde men verwantschap met de oudere Koreaanse tradities van bijvoorbeeld de hwarang. Deze claims zijn echter maar ten dele waar. Qua techniek kan gesteld worden dat er geen enkel verwantschap meer bestaat met stijlen van weleer. Echter de filosofische grondslag van de Koreaanse stijlen heeft veel minder te lijden gehad van de Japanse bezetting. Ook zorgde de populariteit van de zoektocht naar de eigen identiteit tot een enorme interesse in de bestudering van de Moo Yae Do Bo Tong Ji en de eigen Koreaanse martiale geschiedenis, waardoor nieuwe Koreaanse stijlen ontstonden.
Boeddhistische stijlen
Naast de reguliere vormen van vechtkunst werden in diverse Boeddhistische kloosters in Korea krijgskunsten onderwezen. Boeddhistische monniken werden ingezet in de strijd en kloosters hielden er hun eigen legertjes op na om de kloosters te beschermen tegen rondtrekkende bendes en andere sekten en vijandige edelen.
De stijlen welke tegenwoordig worden beoefend in deze kloosters hebben allemaal een Chinese origine, maar vaak met de nadruk op traptechnieken. In sommige Koreaanse Seon Boeddhistische kloosters worden deze stijlen nog onderwezen onder de naam Seon
Ook beweren de grondleggers van sommige moderne Koreaanse stijlen in kloosters getraind te hebben. Soms is dit waar, maar soms wordt het gebruikt om de Japanse invloeden van hun stijl te verbergen.
Ontwikkeling en verbreiding
Na de tweede wereld oorlog begonnen de Koreaanse stijlen aan een opmars, die zich met name na de Koreaanse Oorlog ook richtte op andere landen. De eerste taak die waar men zich voor gesteld zag wat het afschudden van de Japanse invloeden. Een proces ook wat het ontstaan van vele nieuwe stijlen met zich meebracht. Bekende stijlen als Taekwondo en Hapkido hebben onmiskenbare Japanse invloeden die in de beginjaren krampachtig werden ontkend. Vaak werd terug gegrepen op oudere Koreaanse stijlen zoals Taekkyon en Subak waarmee men zich verwant verklaarde zonder dat daar historisch bewijs voor was. Vaak vond er vermenging plaats met oudere Koreaanse stijlen. Met name de enorme voorliefde die Koreanen schijnen te hebben voor traptechnieken is hier een bewijs van. In de afgelopen decennia hebben de meeste vechtsporten zich echter weten te cultiveren tot wat we nu zouden kunnen duiden als typische Koreaanse krijgskunsten. De laatste jaren is de aandacht voor het doorgeven van authentieke Koreaanse culturele waarden één van de taken waar veel Koreaanse leraren zich inzetten. Er is veel aandacht voor traditionele krijgskunsten zoals Taekkyon en Sibpalgi, welke dan ook een groeide populariteit kennen.
Niet alleen in Korea ontstonden nieuwe Koreaanse stijlen. Met name in de Verenigde Staten waren het Koreaanse immigranten die daar hun eigen scholen openden en van daar uit hun eigen stijl begonnen te promoten. Bekende voorbeelden zijn het Kuk Sool Won en Hwarang Do.
Sommige Koreaanse organisaties stuurden leerlingen naar andere landen om daar hun sport te promoten. In de jaren zeventig zorgde een golf van Koreaanse gastarbeiders en immigranten voor een verdere verbreiding. In Duitsland werkten bijvoorbeeld Koreaanse gastarbeiders in de mijnbouw. Enkele van hun gaven in hun vrije tijd les in taekwondo en hapkido. Veel Nederlandse taekwondo leraren uit die tijd reisden naar Duitsland om les te krijgen.
Terminologie
Koreaanse krijgskunsten worden beoefend in een dojang (도장) of chae yook kwan (체육관). Aan het hoofd van de school staat de kwanjang(nim) (관장님) en lessen worden gegeven door de leraar, aangeduid met sabum(nim) (사범님). (het achtervoegsel nim (님) wordt in de Koreaanse taal gebruikt als beleefdheidsvorm) De beoefenaar van veel Koreaanse krijgskunsten dragen een dobok (도복) met daaromheen zijn band of tti (티), maar vaak wordt ook gebruikgemaakt van een traditionele hanbok of iets wat daar van afgeleid is. De gradering loopt tot en met de eerste dan (단) zwarte band vaak in zogenaamde gup-graden (급) die vaak worden aangegeven door middel van gekleurde banden, vaak beginnend met de witte band. Sommige organisaties geven de dan-graad aan door middel van streepjes op de band.
Koreaanse krijgskunsten
- Gwon Bop (권밥)
- Ji Do Kwan (지도콴)
- Hae Dong Gumdo (해동검도)
- Hankido (한기도)
- Hankumdo (한검도)
- Hanmudo (한무도)
- Hapkido (합기도)
- Hoi Jeon Moo Sool (회전무술)
- Hwarangdo (화랑도)
- Kong Soo Do (공수도)
- Kuk Sool Won (국술원)
- Kumdo (검도)
- Muye24ki (무예이십사기)
- Sibpalgi (십팔기)
- Ssireum (씨름)
- Sunmudo (선무도)
- Taekgyeon (택견)
- Taekwondo (태권도)
- TangSoo Do (Tangsudo, 탕수도)
Teuk Gong Moo Sool / Tukgong Moo Sool
Yudo
Taekwondo
Taekwondo is een vorm van krijgskunst. Letterlijk vertaald betekent tae voet, kwon hand of vuist en do de manier of de weg. Taekwondo is dus het gebruik van de hand en de voet, met als doel zelfverdediging en het verbeteren van je persoonlijkheid.
Voor de serieuze taekwondo is het niet alleen het gebruik van de hand en de voet, maar een manier van denken, een manier van zelfdiscipline en ontwikkeling van zelfvertrouwen. Door training ontwikkelt een student zelfvertrouwen, discipline, lichamelijke gezondheid, coördinatie en zelfverdediging. Taekwondo wordt gezien als een kunst van zelfverdediging, die gebruikt kan worden voor gerechtigheid en het verdedigen van de zwakkere. Het is een kunst die niet alleen is weggelegd voor sterke mensen, maar die door iedereen te beoefenen is. Op 11 april 1955 was er voor het eerst sprake van de naam Taekwondo. Het is vooral bekend van de vele (hoge) traptechnieken, ook al bestaan er verscheidene handtechnieken die er ook bij horen. Een beoefenaar van taekwondo wordt vaak een “taekwondoka” genoemd.
Er zijn verschillende schrijfwijzen:
- Taekwondo (meest gebruikt)
- Taekwon-Do (officiële ITF-schrijfwijze)
- Tae-Kwon-Do
Geschiedenis
De oorsprong van deze krijgskunst ligt in Korea. De naam taekwondo is afgeleid van Taekgyeon (택견). Taekgyeon was een krijgskunst die rond het jaar 1800 ontstond en begin twintigste eeuw nauwelijks meer beoefend werd in Korea. Hoewel er dus enig verwantschap bestaat tussen taekgyeon en taekwondo, is deze slechts oppervlakkig. Behalve dat in beide sporten de beoefenaars zich veel van traptechnieken bedienen zijn er verder geen overeenkomsten en verschillen de traptechnieken enorm. Men probeert vaak om taekwondo een langere geschiedenis toe te dichten dan historisch kan worden bewezen, om zo de link tussen taekwondo en taekgyeon in stand te houden. Taekwondo is echter vrij recent ontstaan uit het Japanse karate.
In 1910 werd Korea door Japan bezet. Ook een deel van China werd door Japan bezet (Mantsjoerije). Deze bezetting duurde tot 1945. In die tussenperiode gingen sommige Koreanen (meestal studenten) naar Japan en kwamen daar in aanraking met Japanse krijgskunsten. Andere Koreanen gingen naar China en kwamen daar in aanraking met Chinese vechtkunsten (Chuan Fa). Een van die krijgskunsten, waar deze Koreanen les in namen, was het karate, dat op Japanse universiteiten onderwezen werd. Toen die Koreanen weer terug naar Korea keerden, begonnen ze in hun thuisland les te geven in karate onder verschillende Koreaanse namen zoals Tang Soo Do (Tang-handmethode) en Kong Soo Do (Lege-handmethode). Koreanen die les in Chinese vechtkunsten hadden gehad, noemden hun vechtkunst Kwon Bup (Vuistmethode). De vechtkunstscholen die werden gesticht werden kwans genoemd.
Taekwondo ontstond begin jaren 50 toen vijf oorspronkelijke kwans besloten hun krachten te bundelen binnen één stijl. Later kwamen daar nog een aantal kwans bij.
De vijf oorspronkelijke kwans zijn:
- Chung Do Kwan (청도관/靑濤館) – stijl: Tang Soo Do – In 1944 opgericht door Won Kuk Lee
- Moo Duk Kwan (무덕관/武德館) – stijl: Hwa Soo Do, Tang Soo Do – In 1945 opgericht door Hwang Kee. Deze kwan scheidde zich later af en ging zelfstandig verder.
- Song Moo Kwan (송무관/松武館) – stijl: Tang Soo Do – Opgericht op 11 maart 1946 door Byung Jick Ro
- Kwon Bop Bu/Chang Moo Kwan (창무관/彰武館)- stijl: Kwon Bup, Kong Soo Do – In 1946 opgericht door Byung In Yon
- Yun Moo Kwan/Jidokwan (지도관/智道館)- stijl: Kong Soo Do – Opgericht op 3 maart 1946 door Sang Sup Chun
Invloedrijke kwans die zich later aansloten zijn:
- Han Moo Kwan (한무관/韓武館) – stijl: Kong Soo Do – In 1954 opgericht door Kyo Yoon Lee. Zijn kwan was een aftakking van Yun Moo Kwan/Jidokwan.
- Oh Do Kwan (오도관/吾道館) – stijl: Tang Soo Do – In 1955 opgericht door Choi Hong Hi, Tae Hee Nam en Cha Kyo Han. Deze kwan was een aftakking van Chung Do Kwan.
- Kang Duk Won (강덕원/講德院) – stijl: Moo Do – Opgericht in 1956 door Chul Hee Park en Jong Pyo Hong. Deze kwan was een aftakking van Kwon Bop Bu/Chang Moo Kwan.
- Jung Do Kwan (정도관/正道館) – stijl: Tang Soo Do – Opgericht in 1956 by Yong Woo Lee. Ook deze kwan was een aftakking van Chung Do Kwan.
In het begin werd de naam tae soo do gebruikt om de beoefende vechtkunststijl aan te duiden. In 1955 werd deze naam vervangen door de naam taekwondo. Deze naam is bedacht door de Koreaanse generaal Choi Hong Hi, nadat deze scholen zich verenigd hadden in de Koreaanse Taekwondo Associatie (K.T.A. 대한 태권도 협회). In 1966 werd de International Taekwondo Federation opgericht als eerste wereldwijd verspreidde taekwondobond. In het begin leek taekwondo veel op shotokan-karate, maar gaandeweg ontwikkelde het zich tot een opzichzelfstaande unieke stijl. Bij die ontwikkeling werd inspiratie geput uit het taekgyeon, dat destijds onder hernieuwde belangstelling kwam te staan.
Alhoewel de wering en standen ongeveer hetzelfde zijn als bij shotokan-karate, legt taekwondo meer accenten op de ontwikkeling van traptechnieken, beweeglijkheid en aaneenschakelingen van diverse technieken (dynamischer). Echter, voor de duidelijkheid moet gesteld worden dat taekwondo, zoals beoefend door de oude grootmeesters, ook een significante rol toebedeelt aan het gebruik van de vuisten.
Training
Taekwondo training bevat de volgende onderdelen:
- Techniektraining: standen, trappen, stoten weringen en blokkeringen
- Stijlvormen (Tul, Poomsee of hyung): uitvoering van technieken, volgens een vastgestelde volgorde (vaste vormen)
- Sparren (Matsogi of Kyorugi): een-, twee- en driestapsparren, vrij sparren, gearrangeerd sparren en het traditionele sparren.
- Breektesten (Kyok of Gye-pa): het breken van planken en dergelijke, door middel van tevoren bepaalde taekwondotechnieken. Hierbij is vooral de techniek van belang en niet zozeer de kracht.
- Zelfverdediging (Ho shin sul): het nabootsen van de realiteit, waarbij ook geoefend wordt zich te bevrijden uit verwurgingen, armklemmen, omklemmingen, afweren van aanvallen met een mes, korte en lange stok e.d.
Uniform
Tijdens de training draagt de taekwondo-beoefenaar een zogenaamde dobok (도복), als kleding en lijkt veel op het witte karate pak. De taekwondo-dobok is deels afgeleid van de traditionele Koreaanse hanbok (한복). Om het middel draagt de taekwondobeoefenaar een band, ti (띠) genaamd.
Tijdens WTF sparring wedstrijden is het vooral de hogu, borstbeschermer (pantser), van de deelnemers die meteen in het oog springt. De blauwe hogu wordt aangeduid met de chong (청) en de rode hogu met hong (홍). De hoofdbeschermer wordt officieel een morri bohodae (머리 보호대) genoemd, maar wordt tegenwoordig ook door Koreanen aangeduid als headgear (헤드기어).
Doelstellingen van het taekwondo (Net als bij alle krijgskunsten)
- (예의 jeeji) Hoffelijkheid: beleefd zijn tegen elkaar, eerlijk zijn, respect tonen voor de leraar en voor mensen die ouder zijn dan jezelf.
- (렴치 jom chi) Integriteit. In het taekwondo zijn eerlijkheid en oprechtheid heel belangrijk.
- (인내 in nae) Doorzettingsvermogen.
- (극기 guk gi) Zelfbeheersing. Dit is heel belangrijk bij taekwondo, zowel binnen als buiten de dojang (도장).
- (백절불굴 baekjul boogul) Enorme geestkracht. Een oprechte taekwondo-leerling moet zich inzetten voor vrede en rechtvaardigheid en zich niet laten afschrikken.
- Concentratie. Het begrip Jip-Joong wat geconcentreerde kracht betekent, verwoordt dit. Het wijst op de concentratie van die spieren, voor de beweging naar het doel, in een korte tijd. Hierbij bewegen de heup en buik eerder dan de ledematen. De beweging is ‘lateraal’ (zijwaarts) en verticaal. De concentratie van die spieren voor ontspannen en inspannen. Deze behelst tegenkracht, concentratie, balans, beheersing van de ademhaling, massa en snelheid.
Graduatie
Binnen taekwondo kunnen er verschillende graden behaald worden. Deze worden aangeduid met verschillende kleuren van gordels. Iemand die start met taekwondo begint met een witte gordel (10e kup genaamd). Door middel van kup examens kan men hogere graden behalen tot en met 1e kup. Na deze eerste kup heeft men de mogelijkheid een zwarte gordel (1e dan of poom) te behalen. Iemand die nog geen vijftien jaar is krijgt een poomgordel omdat die nog als onvolwassen beschouwd wordt. Indien die persoon vijftien jaar wordt, dient deze nog de toestemming te krijgen van zijn meester. Na de zwarte gordel zijn er nog negen dan-graden. Vanaf de vierde dan mag iemand zichzelf sabeom nim in het taekwondo noemen. Als de zevende dan behaald wordt, wordt gesproken van master. Vanaf de achtste dan is men grandmaster in het taekwondo.
In een aantal gevallen wordt een dan als ereteken uitgedeeld. Dat kan ook aan mensen zijn die zelf geen Taekwondo beoefenen, zoals Vladimir Poetin die de 9e dan in deze krijgskunst kreeg.[
Stijlfiguren (Japans Kata)
Zoals reeds vermeld, zijn er in taekwondo verschillende stijlfiguren of poomse. Voor de kupgraden zijn er acht poomse. Elke poomse staat telkens gelijk met één van de acht Kwaes (tekens).
- Taegeuk Il jang: dit is het symbool van ‘Keon’, dat de “hemel en yang” betekent. ‘Keon’ symboliseert het begin van de schepping van alle dingen in het universum. Vandaar dat deze poomse zich in het begin van de opleiding situeert.
- Taegeuk I jang: deze poomse symboliseert de “Tae”, dat de innerlijke stevigheid en de uiterlijke zachtheid betekent.
- Taegeuk Sam jang: deze symboliseert de “Ra”, dat ‘hitte en helderheid ” vertegenwoordigen
- Taegeuk Sa jang: symboliseert de “Jin”, dat de grote kracht en waardigheid vertegenwoordigt
- Taegeuk O jang: symboliseert de “Zoon”, die de wind vertegenwoordigt, met de machtige kracht en rust op basis van zijn kracht en zwakte.
- Taegeuk Yuk jang: symboliseert de “Kam”, die voor water staat, met de onophoudelijke stroom en zachtheid.
- Taegeuk Chil jang: symboliseert de “Kan”, die voor “de berg” staat, en betekent nadenken en stevigheid.
- Taegeuk Pal jang: symboliseert de “Kon”, die ‘Yin’ en de aarde vertegenwoordigt, zoals de wortel en ook het begin en het einde. Dit is dus de laatste van de acht Taegeuk poomsaes.
Voor de Dangraden zijn er negen poomse, ook hier heeft elke stijlfiguur zijn betekenis:
- Koryo: symboliseert “seonbae”, een geleerd man, die wordt gekenmerkt door de sterke vechtende geest van een rechtvaardig persoon.
- Keumgang: Keumgang betekent diamant. De Keumgang berg op het Koreaanse schiereiland, die beschouwd wordt als het centrum van de nationale geest, en de “Keumgang Yeoksa” (Keumgangkrijger) zoals genoemd door de Boeddha, en vertegenwoordigt de machtigste krijger.
- Taebaek: Taebaek is de naam van een berg met de betekenis van “heldere berg”, waar Tangun, de stichter van de natie van de Koreaanse volk, het land regeerde, en de heldere berg symboliseert heiligheid van de ziel en Tanguns gedachte van “Hongik InGaN” (humanitaire ideaal).
- Pyongwon: Pyongwon betekent een vlakte die een enorm uitgestrekte land is. Het is de bron van leven voor alle schepselen en het land waar de mensen leven. Poomsae Pyongwon was gebaseerd op het idee van vrede en strijd als gevolg van de principes van herkomst en gebruik.
- Sipjin: het woord “Sipjin” is afgeleid van de gedachte van tien lange levens, met daarin tien elementen van een lange levensduur, namelijk zon, maan, bergen, water, steen, pijnbomen, kruid van de eeuwige jeugd, schildpad, herten, en kraan . Ze bestaat uit twee hemellichamen, drie natuurlijke hulpbronnen, twee planten en drie dieren, alle het geven van menselijke wezens geloof, hoop en liefde.
- Jitae: het woord “Jitae”: een man staat met twee voeten op de grond, uitkijkend over de hemel. Een man op de aarde symboliseert het vechten om te overleven tijdens het menselijk leven. Deze Poomsae symboliseert verschillende aspecten in een menselijk leven.
- Cheonkwon: dit betekent de Hemelse Grote Almachtige, de oorsprong van alle schepselen en het symbool voor de kosmos. Haar oneindige competentie betekent de creatie, verandering en voltooiing.
- Hansu: het woord “Hansu”: water is de levensbron van het leven en de groeiende schepselen. Hansu symboliseert de geboorte van een leven en groei, kracht en zwakte, grootmoedigheid en harmonie, en aanpassingsvermogen.
- Ilyeo: deze symboliseert de gedachte van een grote boeddhistische priester van Silladynastie, de heilige Wonhyo, die wordt gekenmerkt door de filosofie van de eenheid van geest en lichaam. Poomsae Ilyeo staat voor de harmonisatie van de geest en lichaam, de essentie van de krijgskunst, na een lange training van verschillende soorten technieken en spirituele groei voor de voltooiing van taekwondotraining.[
Stijlfiguren: tuls.
Chon-Ji: 19 bewegingen. Dit betekent letterlijk: “hemel en aarde”. Het wordt in het oosten uitgelegd als de schepping van de wereld en het begin van de mensheid. De oefening bestaat uit twee gelijksoortige delen. Een deel stelt de hemel voor en de andere de aarde.
Dan-Gun: 21 bewegingen. Vernoemd naar de heilige Dan-Gun, de legendarische stichter van Korea in het jaar 2333 v.Chr.
Do-San: 24 bewegingen. Vernoemd naar de patriot Ang Chang-ho, de 24 bewegingen staan voor het leven die hij wijdde aan de bevrijding van Korea.
Whon-Hyo: 28 bewegingen. Genaamd naar de monnik Whon-Hyo, die het boeddhisme introduceerde bij de Silla Dynastie.
Yul-Gok: 38 bewegingen. Yul-Gok is het pseudoniem van de filosooof en geleerde YI I (1936-1584) , bijgenaamd “de Confucius van Korea”. De 38 bewegingen van de tul verwijzen naar zijn geboorteplaats op de 38ste breedtegraad. Het diagram betekent “geleerde”.
Joong-Gun: 32 bewegingen. Is genaamd naar de patriot Ahn Joong-Gun, die Hiro-Bumi Ito vermoorde. Deze was de eerste Japanse gouverneur van Korea. De 32 bewegingen van de tul slaan op de leeftijd waarop Ahn Joong-Gun geëxecuteerd werd in de Lui-Shung gevangenis (1910).
Toi-Gye: 37 bewegingen. Toi-Gye is de naam van de bekende geleerde Yi Hwang (16e eeuw), een autoriteit in het nieuw confucianisme. De 37 bewegingen in de tul slaan naar zijn geboorteplaats op de 37e breedtegraad. Het diagram betekent “geleerde”.
Hwa-Rang 29 bewegingen. Hwa-Rang werd genaamd naar de jeugdgroep “Hwa-Rang”, ontstaan in de vroege 7e eeuw. De 29 bewegingen refereren aan de 29e infanterie divisie, alwaar taekwondo ontstond.
Hapkido
Hapkido is een vrij jonge Koreaanse krijgskunst die ontstaan is uit een mix van diverse traditionele Koreaanse krijgskunsten maar ook met stevige wortels in het Japanse Daito Ryu Aiki Jujutsu, waaruit ook aikido voortgekomen is.
De betekenis van het woord hapkido, laat zich het beste op de volgende manier uitleggen.
- HAP (합/合)
staat voor ‘harmonie van lichaam en geest’,
- KI (기/氣)
staat voor ‘Innerlijke kracht’ en
- Do (도/道)
staat voor ‘de wil/weg om iets te bereiken’
Zodra hapkido geschreven wordt in hanja is de naam overigens identiek aan die van het Japanse aikido. De Koreaanse en Japanse uitspraak verschilt echter.
Geschiedenis
De korte geschiedenis van hapkido is lang niet zo overzichtelijk als men zou verwachten van een krijgskunst die ongeveer 60 jaar oud is. Het feit dat hapkido opgebouwd is uit technieken van verschillende stijlen is daar mede debet aan. Ook werden in het begin de Japanse wortels van hapkido vaak verzwegen en werd verteld dat hapkido-technieken teruggingen op veel oudere traditionele Koreaanse stijlen. Hoewel technieken uit deze stijlen zeker hun weg naar het hapkido-curriculum gevonden hebben wordt de basis van hapkido voor het merendeel gevormd door technieken uit het Daito Ryu Aiki Jujutsu van Sokaku Takeda. Waarbij opgemerkt kan worden dat eeuwen eerder vechtkunst naar Japan werd geëxporteerd vanuit het koninkrijk Paekche. Maar op hun beurt waren de technieken uit Paekche waarschijnlijk heel erg beïnvloed door Chinese stijlen. Iets wat opgemaakt kan worden uit afbeeldingen en beelden uit die tijd.
Hoewel hapkido een vrij jonge vechtkunst is, zijn er inmiddels al vele verschillende hapkido-stijlen ontstaan.
Technieken
Hapkido kent een breed arsenaal aan technieken en wordt dan ook wel een complete vechtkunst genoemd. De technieken die de hapkido-beoefenaar leert zijn onder te verdelen in de volgende categorieën.
- Valbreken (nakbub)
- Trap- en stoottechnieken
- Losmaak(bevrijdings)-technieken
- Gewrichtsklemmen
- Drukpunten
- Wapens
Het oefenen met wapens is in veel scholen voorbehouden aan de gevorderde leerling. In sommige scholen wordt meer aandacht besteed aan het gewapende gevecht dan in andere. Wapens die een hapkido-beoefenaar tijdens zijn carrière tegen kan komen zijn:
- dan bong (단봉), een korte stok van ongeveer 30 cm
- joong bong (중봉), een middellange stok van ongeveer 120 cm
- jang bong (장봉), een lange stok van ongeveer 200 cm
- Kom (검), een zwaard of Mook kom (목검), houten zwaard
- Ti (띠), de band of een touw
- Kal (칼), het mes
- Ji Pangi, (지팡이), de wandelstok
In sommige scholen worden tevens loopvormen (Japans kata) (poomse, hyung) onderwezen, maar in de meeste scholen vormen deze geen onderdeel van het lesprogramma. Het traditionele hapkido kende in ieder geval geen loopvormen.
Terminologie
In een hapkido-oefenruimte, dojang (도장), wordt vaak gebruikgemaakt van Koreaanse terminologie. Zo draagt de hapkido-beoefenaar een dobok (도복), een wit pak lijkend op het witte karate pak, met daaromheen zijn Tti (띠, band). De beginnende hapkido-beoefenaar draagt de witte band, welke in veel stijlen de negende gup (급) genoemd wordt. De zwarte band graden worden Dan (단) genoemd. Er zijn ook negen dan graden.
Gradatie
Om het niveau van een hapkido-beoefenaar aan te geven, wordt gebruikgemaakt van een gradensysteem. Dit systeem bestaat uit twee delen. De zogenaamde negen gup (급) en negen Dan (단) graden. De gup graden lopen af van negen t/m één en de dan-graden lopen juist op van één t/m negen. Sommige scholen gebruiken meer dan tien gups, met name wanneer er veel les wordt gegeven aan kinderen. Om van de ene naar de andere graad te stijgen, dient men vaak een examen af te leggen. De tijd tussen gup-examens is meestal drie tot zes maanden. Tussen dan-examens kan enkele jaren zitten. Als vuistregel kan men aanhouden dat het nummer van de dan-graad aangeeft hoelang het duurt voordat men examen kan doen. Iemand zou dus tussen tweede en derde dan drie jaar moeten trainen voordat hij of zij examen kan afleggen.
In sommige gevallen wordt ook de tiende dan aan personen toegekend. Meestal aan personen die zich in hoge mate hebben ingezet binnen hun eigen organisatie of stijl. Anderen zijn van mening dat de tiende dan alleen bestemd zou moeten zijn voor de leider van een bepaalde hapkido-organisatie of stijl.
De gups worden aangegeven met een systeem van gekleurde banden. Deze banden worden om de middel van de beoefenaar gedragen. De gebruikte kleuren verschillen per school, maar de eerste kleur is altijd wit. In het schema hiernaast zijn de kleuren van de gups aangegeven volgens het meest gangbare systeem.
Danhouders, ook wel yudanja (유단자) genoemd, dragen altijd een zwarte band. In plaats van een band wordt ook wel gebruikgemaakt van een sjerp.
In principe kun je alleen aan de band van een yudanja niet zien welke dan hij heeft. Er wordt in de regel niet gebruikgemaakt van streepjes op de band om aan te geven welke dan men heeft, zoals dat in sommige andere vechtkunsten wel gebruikelijk is. Op de band kan verder de naam van de beoefenaar en/of de naam van de kwan waar hij of zij toe behoort worden gezet.
Belangrijke personen in het Hapkido
Choi Yong-sul
Een persoon die een belangrijke rol heeft gespeeld in het overbrengen van de technieken uit Japan naar Korea is Choi Yong-sul (최용술). Choi wordt dan over het algemeen ook als de grondlegger van het hapkido gezien.
De manier waarop Choi zich de technieken van Sokaku Takeda heeft eigen gemaakt is nooit duidelijk geworden. Door sommigen wordt beweerd dat Choi de geadopteerde zoon van Takeda was, maar hier zijn geen bewijzen voor. Waarschijnlijker is het dat Choi een werknemer van Takeda was en op die manier kennis heeft kunnen maken met de technieken die het meest praktisch waren voor het uitoefenen van zijn werk.
Choi beweerde later dat hij papieren van Takeda had gekregen die moesten aantonen dat hij bevoegd was om het Daito Ryu te onderwijzen. Deze papieren zou hij echter verloren hebben. In de, vrij nauwkeurige, administratie van Takeda komt Chois naam niet voor, en ook zijn Japanse naam, Yoshida Asao, komt niet voor. Beweerd wordt dat dit komt doordat Choi Koreaan zou zijn, maar de namen van andere Koreanen die onder Takeda hebben gestudeerd staan wel in de administratie vermeld.
Hoewel dit verhaal dus duidelijk een aantal hiaten kent, is het zonder meer duidelijk dat Choi een formidabel vechtkunstenaar was toen hij terugkeerde naar Korea. Choi begon voor het eerst les te geven aan Suh Bok Sup (서복습). Suh was de directeur van een bierbrouwerij waar Choi vaak graan haalde voor zijn varkens. Suh had reeds ervaring met Yudo (유도, Koreaans Judo) en was onder de indruk van Chois vechtstijl en vroeg hem om hem les te geven.
In deze begintijd noemde Choi zijn stijl Yawara, en vestigde hij zich in de stad Daegu.
Choi Yong-sul hield zich op de achtergrond en bleef rustig lesgeven in zijn stijl zonder al te veel toevoegingen. In 1986 overleed Choi Yong-sul. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Choi Bok-yeol die echter in 1987 bij een ongeluk om het leven kwam. Een officiële tweede opvolger was toen nog niet aangewezen. In 2000 nam Kim Yun-sang officieus het roer over als de derde doju. Hij voert momenteel de hapki yusul-beweging aan vanuit zijn school in Gumsan.
Chang Chin-Il 9de Dan
Grootmeester Chang, Chin-Il (1940 – 2018) was de eerste persoon in de geschiedenis van het Hapkido die de eer had om in 1980 het 9e Dan Hapkido certificaat te mogen ontvangen uit handen van Choi, Yong Sul. Later zouden nog maar 3 anderen Meesters deze graduatie ontvangen. Grootmeester Chang, Chin-Il erfde de titel van Doju in Choi’s persoonlijke en complete systeem van Hapkido op 15 januari 1985. Choi Yong-sul, Chang Chin-Il en Choi’s zoon, wijlen Choi Bok-Yeol, waren hierbij aanwezig. Grootmeester Chang Chin-Il is overleden op 23 februari 2018.
Lim Hyun-Soo 9de Dan
Lim Hyun-soo (임현수) Grootmeester Lim Hyun Soo is de tweede persoon in de geschiedenis die van de Grondlegger Choi Young Sul de negende dan heeft ontvangen. Dit was op 1 december 1983. Lim, Hyun-Soo trainde 19 jaar onder Hapkido Dojunim Choi, Yong-Sul en is na het overlijden van Dojunim Chang, Chin-Il de hoogst gegradueerde nog levende en lesgevende directe leerling van Dojunim Choi. Grootmeester Lim Hyun Soo opende Jungki Kwan op 24 oktober, 1974 in de stad Daegu in Zuid-Korea. Nadat Choi Yong-Sul zijn school sloot in 1976, bracht Dojunim Choi dagelijks veel tijd door bij Jungki Kwan. Grootmeester Lim is nog elke dag aanwezig in de dojang en geeft nog steeds les op het hoofdkwartier van Jungki Kwan.
Kim Yun Sang 9de Dan
Grootmeester Kim Yun Sang is de derde persoon in de geschiedenis die van de Grondlegger Choi Young Sul de negende dan heeft gekregen. Dit was op 20 mei 1984. Kim Yun Sang is daarmee een van de vier hoogst gegradueerde Grootmeester onder Choi Young Sul. Hij geeft nog altijd les in Hapkido (Hapki Yusul) en zijn hoofd Do-Jang is gevestigd in Gunsan Zuid-Korea. Hij is tot aan de dood van Choi Young Sul in 1986 bij de grondlegger blijven trainen. De grondlegger Choi zijn zoon Choi Bok-yeol zou de organisatie overnemen, maar omdat deze door een ongeluk om het leven kwam heeft Grootmeester Kim Yun Sang in 2000 als derde Doju de organisatie voortgezet.
Ji Han-jae
Een andere persoon die veel invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het hapkido is Ji Han-jae (지한재) geweest. Ji was in zijn tienerjaren een leerling van Choi Yong-sul. Hij verhuisde later echter naar Seoel en begon daar zijn eigen school. Ji bestudeerde naast het yawara van Choi ook traditionele Koreaanse vechtkunsten zoals taekgyeon en kreeg meditatielessen van een vrouwelijke monnik genaamd Lee, die hij later oma noemde (deze vrouw was niet zijn echte oma, maar het is voor Koreanen gebruikelijk om oudere mensen met opa en oma aan te spreken).
In Seoel groeide de school van Ji aanzienlijk en veel mensen sloten zich bij Ji’s organisatie aan. Veel van deze mensen hadden reeds ervaring in Koreaanse vechtkunsten en namen hun ervaring mee naar de school van Ji. Zo werd het arsenaal aan technieken steeds uitgebreider. Ji Han-jae beweert dat hij als eerste de naam hapkido ging gebruiken.
In de jaren zestig waren er in Korea drie bewegingen die zich afzonderlijk van elkaar met hapkido bezighielden. Deze bewegingen waren gesitueerd rond drie steden, namelijk:
- Daegu (Chois aanhang)
- Seoel (Ji’s aanhang) en
- Busan (de beweging waar later ook het Kuk sool won uit is ontstaan).
Hoewel er onderling wel contact was, groeiden de bewegingen steeds verder uit elkaar. Dit is mede te wijten aan het feit dat in die tijd het lang niet zo gemakkelijk was om van de ene stad naar de andere stad te reizen. Een modern wegennet bestond nog niet in het door de Koreaanse Oorlog geteisterde schiereiland.
Ji Han-jae werkte zich op tot lijfwacht van de Koreaanse president. Een actie waar niet iedereen tevreden mee was, en zo ontstonden nog meer afsplitsingen.
In 1984 emigreerde Ji Han-jae naar de Verenigde Staten en richtte zich daar op de ontwikkeling van een nieuwe hapkido-stijl. Het Sin Moo Hapkido (신무합기도) dat op die manier ontstond, wordt momenteel actief door Ji Han Jae gepromoot.
Myung Jae-nam
Myung Jae-nam is bekend geworden als degene die een brug probeerde te slaan tussen de Koreaanse en Japanse tradities. Het door hem ontwikkelde hankido is een mengeling van Koreaanse hapkido en Japanse aikido technieken.
Sin Moo Hapkido
Sin Moo Hapkido is een variant van de Koreaanse zelfverdedigingskunst Hapkido.
Deze Hapkido-stijl werd ontwikkeld door grootmeester Ji Han Jae (지한재, geb. in 1936). Grootmeester Ji Han Jae wordt door sommigen ook gezien als de grondlegger van het moderne Hapkido. Grootmeester Ji Han Jae ontwikkelt het sin moo hapkido sinds 1984 nadat hij gedwongen was om Korea te verlaten om politieke redenen.
- SIN (신) betekent: het mentale of het spirituele.
- MOO (무) betekent: martial art of gevechtskunst.
- HAP (합) staat voor samen en verwijst naar de harmonie van lichaam en geest
- KI (기) staat voor innerlijke kracht.
- DO (도) staat voor de weg, de manier van leven.